De aanwezigheid van bestuivende insecten – met name bijen, zweefvliegen en vlinders – is een belangrijke indicator voor de gezondheid van de natuur, maar ook van landbouwecosystemen. Bestuivers zijn van vitaal belang voor de landbouwproductie en de voedselzekerheid. De huidige verontrustende achteruitgang van bestuivers in Nederland moet daarom worden afgewend. De implementatie van het Europese initiatief inzake bestuivers moet daaraan bijdragen. De in 2024 aangenomen Natuurherstelverordening voorziet in de verplichting om de daling van het aantal bestuivers om te keren en een stijgende trend van bestuiverpopulaties te bewerkstelligen totdat een bevredigend niveau is bereikt.
Over bestuivers en natuur op landbouwgrond
Europa herbergt een verbazingwekkende verscheidenheid aan insecten die gewassen en wilde planten bestuiven. Vaak zijn bestuivende insecten gespecialiseerd in bepaalde plantensoorten. Bestuiving zorgt voor een goede zaad- en vruchtzetting en is dus essentieel voor een gezonde natuur en ook voor ons welzijn.
Meer dan 75% van alle gewassen en wilde plantensoorten is afhankelijk van bestuiving door dieren. In Europa zijn de aantallen en diversiteit van wilde bestuivers zoals bijen, zweefvliegen en dag- en nachtvlinders de afgelopen decennia dramatisch afgenomen. Zo gaat een op drie soorten bijen, vlinders en zweefvliegen achteruit in aantal en/of verspreiding. Veel soorten staan zelfs op het punt van uitsterven: een op tien bijen- en vlindersoorten wordt met uitsterven bedreigd.
Agrariërs spelen een cruciale rol bij het behoud van biodiversiteit. Zij zijn vaak de eersten die de gevolgen van het verlies aan biodiversiteit opmerken en hebben ook vaak als eerste voordeel bij het herstel ervan. Biodiversiteit stelt agrariërs in staat om de mens veilig, duurzaam, voedzaam en betaalbaar van voedsel te voorzien en geeft hen het inkomen dat zij nodig hebben voor hun eigen welvaart en om zichzelf en hun bedrijf te kunnen ontwikkelen.
Tegelijkertijd behoren bepaalde landbouwpraktijken tot de belangrijkste oorzaken van biodiversiteitsverlies. Daarom is het belangrijk dat agrariërs worden ondersteund en gestimuleerd om de transitie naar volledig duurzame praktijken te maken. Als de huidige toestand en de diversiteit van agro-ecosystemen verbetert, zal de veerkracht van de landbouwsector ten aanzien van klimaatverandering, milieurisico’s en sociaaleconomische verandering ook toenemen. Tegelijkertijd wordt ruimte voor nieuwe banen gecreëerd, bijvoorbeeld in de biologische landbouw, het plattelandstoerisme of de recreatie.
Om op lange termijn de duurzaamheid van zowel de natuur als de landbouw te ondersteunen, wordt beoogd om de Europese biodiversiteitsstrategie hand in hand te laten gaan met de Van Boer-tot-Bord strategie en het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB). Dit zal onder meer ecoregelingen en resultaatgerichte betalingsregelingen bevorderen. Deze regelingen moeten leiden tot duurzame praktijken zoals precisielandbouw, biologische landbouw, agrobosbouw, extensief gebruikt blijvend grasland en tot strengere normen voor dierenwelzijn.
Zoals beschreven staat in de Van Boer-tot-Bord strategie zal de Europese Commissie maatregelen nemen om het totale gebruik van chemische pesticiden — en de daarmee samenhangende risico’s voor gezondheid en productie van landbouwsystemen — tegen 2030 met 50% te verminderen. De volledige uitvoering van het EU-initiatief inzake bestuivers zal dit ondersteunen.
Dit initiatief heeft tot doel:
- De kennis over de achteruitgang van bestuivers en de oorzaken en gevolgen ervan te verbeteren.
- De instandhouding van bestuivers te verbeteren en de oorzaken van de achteruitgang van bestuivers aan te pakken.
-
De samenleving te mobiliseren en strategische planning en samenwerking op alle niveaus te bevorderen.
Recente vorderingen zijn onder meer de publicatie van een Europese Rode Lijst Zweefvliegen, ter aanvulling van de bestaande Rode Lijsten voor bijen en vlinders. Een Rode Lijst voor nachtvlinders is in voorbereiding. De Europese Commissie heeft ook een Rode Lijst van deskundigheid over insecten gepubliceerd, waarin de nadruk wordt gelegd op de bestaande dekking en hiaten in de expertise op het gebied van insectensoorten in de gehele Europese Unie.
Daarnaast is vooruitgang geboekt bij het uitbreiden van de monitoring van vlinders naar een groter aantal EU-lidstaten. Ook wordt een toekomstig EU-breed monitoringsysteem voor bestuivers ontwikkeld en getest, dat gebaseerd is op een gestandaardiseerde en wetenschappelijk solide methodologie. Drijfveren achter de achteruitgang van bestuivers worden bestudeerd.
Dit gebeurt onder andere met het Insignia-project, dat de aanwezigheid van pesticiden in monsters verzameld door honingbijen monitort en het EMBAL-project, dat de ecologische kwaliteit van leefgebieden in landbouwgebied bewaakt. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vorderingen gemaakt met de herziening van het richtsnoer voor de risicobeoordeling voor bijen.
Hoe kun je trends van bestuivers meten?
De trends van bestuivers worden bepaald aan de hand van de aantalsontwikkeling van dagvlinders van graslanden.
Gegevens over de aantalsontwikkeling van bestuivende insecten zijn vooralsnog alleen voldoende beschikbaar vanuit het landelijke meetnet dagvlinders. Dagvlinders worden geteld in vaste transecten die wekelijks onder goede weersomstandigheden worden bezocht. De selectie van soorten van de indicator volgt die van de Europese graslandindicator. De populatietrends van de verschillende soorten worden gemiddeld om een totaalbeeld te presenteren dat laat zien of de achteruitgang in herstel wordt omgebogen.
Dit laten we zien in de volgende indicator
Indicator 4: Dagvlinders van graslanden
NB Indicatoren voor andere bestuivers zijn nog in ontwikkeling.
Indicator 4: Dagvlinders van graslanden
Graslanden vormen het leefgebied van een groot aantal soorten dagvlinders. Deze vlinders komen voornamelijk voor in niet of weinig bemeste graslanden. Aan het begin van de twintigste eeuw waren vrijwel alle graslanden in Nederland weinig bemest en voor graslandvlinders geschikt leefgebied. Door de intensivering van de landbouw in de afgelopen eeuw zijn zulke graslanden inmiddels zeldzaam geworden en komen ze vrijwel uitsluitend nog in natuurgebieden voor (de zogenaamde half-natuurlijke graslanden).
De 10 soorten graslandvlinders van de indicator zijn soorten die na 1992 nog in Nederland in voldoende mate voorkwamen om een populatietrend te kunnen berekenen. De aantalsgegevens voor de populatietrends zijn ontleend aan het landelijke meetnet dagvlinders van het Netwerk Ecologische Monitoring. Daarmee zijn per soort jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen bepaald. Hierbij zijn alleen de meetpunten meegenomen die in graslanden liggen (in agrarische of half-natuurlijke graslanden).
Om de indicator te berekenen zijn de indexcijfers van populatie-aantallen meetkundig gemiddeld over alle soorten. Meetkundig middelen betekent dat een halvering van de populatiegrootte van een soort wordt gecompenseerd door de verdubbeling van die van een andere soort.
De doelstelling voor 2030
De doelstelling voor 2030 is dat de achteruitgang van de populaties graslandvlinders is omgebogen naar herstel. In 2050 moeten de populaties weer op een bevredigend peil zijn; welk peil dat is moet uiterlijk in 2030 Europees zijn vastgesteld.
In de afgelopen eeuw zijn graslandvlinders gemiddeld met minstens 80% in verspreiding achteruitgegaan. Sinds 1992 zijn de populaties van tien kenmerkende graslandvlinders gemiddeld met 69% afgenomen. De populatietrend laat nog steeds een afname zien: in de laatste twaalf jaar is er sprake van een matige afname van de aantallen vlinders, in plaats van herstel. Het doel voor 2030 is dat de recente trend, die wordt berekend over een periode van twaalf jaar, geen achteruitgang meer laat zien: de index van 2030 moet niet lager zijn dan die van 2018. De trend ligt nu niet op die koers. Daarom kleurt het stoplicht voor deze indicator rood.
In 2050 moeten volgens de Natuurherstelverordening de populaties van bestuivers weer bevredigende niveaus hebben bereikt. In 2028 zal worden vastgesteld welke niveaus dat zijn. Vooralsnog is voor dit doel de toestand bij de start van de monitoring (1992) aangehouden.
Maatregelen
Wat kunnen overheden, natuurorganisaties en bedrijven doen om de achteruitgang van bestuivers om te buigen?
Overheden
Het Rijk en de provincies geven inhoud aan het herstel van bestuivers door het EU-initiatief inzake bestuivers uit te voeren. Bij de toelating van bestrijdingsmiddelen is een sterke toetsing op de effecten op niet-doelsoorten zoals bestuivers noodzakelijk. Bij agrarisch natuurbeheer kunnen bestuiversvriendelijke praktijken nadrukkelijk worden gestimuleerd. Bij aanbesteding van het beheer van openbaar groen, ook door gemeenten, kan uitsluitend gekozen worden voor aannemers die een certificering voor ecologisch bermbeheer volgens het Kleurkeur-kenmerk hebben.
Natuurorganisaties
Natuurorganisaties kunnen het leefgebied voor bestuivers verbeteren door bij het terreinbeheer te zorgen voor een rijk bloemenaanbod tijdens het hele groeiseizoen. Dit vraagt met name bij maaien en begrazen om een gefaseerde aanpak in ruimte en tijd.
Bedrijven
Landbouwbedrijven kunnen bestuivers helpen door bij plaagbestrijding gebruik te maken van geïntegreerde bestrijdingsmethoden in plaats van enkel chemische bestrijding. Een voorbeeld hiervan is biologische bestrijding met natuurlijke vijanden of het versterken van de weerbaarheid door mengteelten. Ook het bevorderen van het bloemenaanbod door de aanleg van bloemrijke akkerranden, bij voorkeur met inheemse kruidenmengsels, en het gebruik van kruidenrijke mengsels in graslanden is effectief.
Bedrijven op het gebied van groenbeheer kunnen zich laten certificeren om volgens de richtlijnen van Kleurkeur te gaan werken.
Burgers
Hoe je je tuin inricht, kan veel betekenen voor bestuivers zoals hommels, bijen, vlinders en zweefvliegen. Overweeg bijvoorbeeld je soortenarme gazon te vervangen door een bloemrijk gazonmengsel met een mix van inheemse soorten die van nature voorkomen op de grondsoort in jouw tuin. Wil je vlinders helpen, dan heeft De Vlinderstichting een heleboel tips om je tuin vlindervriendelijk te maken. En je kunt je gemeente wijzen op de positieve effecten van vlindervriendelijk maaibeheer en biologische bestrijding van onkruid en insecten (zoals de eikenprocessierups) om te voorkomen dat je bestuivers schade toebrengt.
Voor bestuivers bestaan meetprogramma’s waar jij aan mee kunt doen. Behalve voor dag-en nachtvlinders is er ook een meetnet voor de hommels en wordt jaarlijks de Nationale Bijentelling georganiseerd.
Verder kun je bestuivers helpen door inheemse zaden te verspreiden in je tuin. Voor meer tips kun je terecht bij Guerrilla Gardeners, Streektuinen, of the Pollinators. En in Wegwijzer Bestuivers zijn alle Nederlandse kennisbronnen ontsloten. Of doe mee aan de campagne Voer de Bij bij van the Pollinators en help bloemzaad te verspreiden. Beperk het zaaien wel tot je eigen tuin. Op de site van de Nationale Bijenstrategie kun je een kaart vinden met bijeninitiatieven door het hele land, ter inspiratie of om bij aan te sluiten.
Je tuin is onderdeel van het wijdere (vaak stedelijke) landschap. Je kunt een bijenlandschap starten of je bij een bestaand landschap aansluiten.